Een jaar geleden hadden veel schoonmaakbedrijven zwaar te lijden van de maatregelen om het aantal coronabesmettingen te beperken. Veel van hun opdrachtgevers, zoals horeca en scholen, moesten de deuren sluiten, waardoor er ook niet schoongemaakt hoefde te worden.
Inmiddels hebben veel organisaties de deuren weer geopend, ook voor de schoonmaakbedrijven. Vergeleken met dezelfde periode vorig jaar heeft de schoonmaakbranche 12,3 procent meer omzet behaald in het tweede kwartaal van 2021. Inmiddels is het herstel dus ingezet en zit de schoonmaakbranche zelfs alweer boven het niveau van vóór de coronacrisis. Ten opzichte van 2019 hebben schoonmaakbedrijven namelijk 1,8 procent meer omzet behaald.
Meer dan een derde van de ondernemers verwacht dat personeelstekort een belemmering gaat worden.
Schoonmaak maakt onderdeel uit van de zakelijke dienstverlening. Het CBS meldt dat deze overkoepelende branche een omzetgroei van maar liefst 20,9 procent heeft doorgemaakt ten opzichte van vorig jaar. De hoogste groei ooit. Het vorige record stamt uit het eerste kwartaal van 2006, toen de omzet van de zakelijke dienstverlening 11,2 procent hoger was dan in hetzelfde kwartaal een jaar eerder. Vergeleken met twee jaar geleden lag de omzet van de zakelijke dienstverlening 1,4 procent lager.
Het ondernemersvertrouwen van de zakelijke dienstverleners steeg in het derde kwartaal van 2021 naar 16,2. Hiermee komt het ondernemersvertrouwen voor het eerst weer boven het niveau voorafgaand aan de coronacrisis. Ondernemers in de zakelijke dienstverlening zijn optimistisch over de verwachte ontwikkeling van de omzet en de personeelssterkte. In het derde kwartaal verwacht per saldo 4,9 procent van de ondernemers meer om te zetten en verwacht per saldo 26,0 procent een toename van de personeelssterkte. Wel verwacht per saldo 35,4 procent van de ondernemers dat een tekort aan arbeidskrachten een belemmering zal zijn.
Naar boven
Ook dit jaar neemt SieV geen plaats in bij het samenstellen van een nieuwe cao in de schoonmaak", schrijft voorzitter Maurice Rutgrink. "Voorgaande drie edities heeft SieV telkens als 'aangever' gehandeld en bij elke sessie een witboek samengesteld met belangrijke punten. Punten die veelal gehoor bij de onderhandelaars vonden. Enkelen zijn ook vastgelegd of aangepast conform het voorstel of idee van SieV. Gezien de groei van de vereniging en de vele toezeggingen vanuit Schoonmakend Nederland ziet SieV geen argumenten meer om niet als volwaardig partner plaats te nemen in de onderhandelingen."
Vanuit dat standpunt heeft SieV Schoonmakend Nederland (SN) meegedeeld dat zij niet langer deelneemt aan de gesprekken als zij uitsluitend een adviserende rol heeft. Rutgrink: "Rob Rommelse, directeur Schoonmakend Nederland, reageerde als volgt: 'We zien SieV niet als adviseur van Schoonmakend Nederland, maar als een inhoudelijk gesprekspartner op het gebied van arbeidsvoorwaarden en cao.' Deze rol van aangever is SieV ontgroeid en in onze optiek wordt er op deze manier ook onvoldoende rekening gehouden met de impact van de cao voor onze mkb-leden."
"Het andere argument van de vakbonden dat we een te klein deel van de schoonmaakbranche vertegenwoordigen en dus niet aan de grote tafel horen, is achterhaald en kan ook teruggelegd worden bij de bonden", vervolgt Rutgrink. "Want hoeveel procent van de schoonmakers zijn lid van een vakbond? Kortom, als dan alleen nog het financiële aspect de enige drempel is omdat de subsidiegelden niet willen delen als de SieV erbij komt, dan is dat een belangrijk onderwerp dat de gevestigde onderhandelaars mogen uitleggen aan de leden." "Als stakeholder is de samenwerking met Schoonmakend Nederland goed te noemen, erkent ook het bestuur van SieV in deze", zegt Rutgrink. "Maar nu meent SieV klaar te zijn voor de volgende stap in de samenwerking met Schoonmakend Nederland, de RAS en de bonden."
SieV zegt in de komende tijd haar standpunten over een nieuwe cao te publiceren op haar eigen communicatiekanalen. Rutgrink: "Dit zeer zeker niet om de onderhandelaars namens werkgevers in de wielen te rijden, maar om zo duidelijk te maken waar de leden van de vereniging van SieV voor staan en dat deze punten serieus genomen moeten worden. Op deze wijze willen wij de onderhandelaars een duidelijke boodschap meegeven. Er zal verantwoording afgelegd moet worden naar hun achterban om uit te leggen waarom SieV geen volwaardige gesprekspartner mag zijn. Want ondanks alles blijven wij het onderwerp cao zeer serieus nemen en zullen er alles aan doen om onze standpunten voor het voetlicht te brengen. De aanhouder wint is ons motto."
De ventilatie bij een groot deel van de scholen lijkt nog steeds niet op orde, blijkt uit onderzoek van CNV Onderwijs onder bijna 1.500 leden.
Sinds deze zomer is goed ventileren aan het rijtje basismaatregelen toegevoegd. Maar het onderzoek van CNV Onderwijs wijst uit dat maar een klein deel van het personeel denkt dat de ventilatie in orde is.
In het primair onderwijs gaat het om 33 procent, in het voortgezet onderwijs om 34 procent, in het mbo om 23 procent, in het hbo om 32 procent en in het wetenschappelijk onderwijs om 37 procent. "Dat zijn gewoon schokkende cijfers, na anderhalf jaar coronacrisis. Slechte ventilatie zorgt ook in ‘normale tijden’ al voor ziekte en uitval", aldus voorzitter CNV Onderwijs Daniëlle Woestenberg. Zij had gehoopt dat corona als katalysator had gewerkt om dit al jaren bestaande probleem op te lossen. "Maar er gebeurt nog veel te weinig. Iedereen wijst naar elkaar."
De PO-raad, de koepel van basisscholen, laat in een reactie op het onderzoek weten dat het basisscholen vaak niet lukt om geld bij elkaar te krijgen voor aanpassing van de ventilatie in de gebouwen. Het Rijk stelt geld beschikbaar voor de verbetering van de ventilatie, maar betaalt 30 procent van de rekening. Schoolbesturen en de gemeente moeten de resterende 70 procent betalen. "Voor veel scholen en gemeentes is dat een probleem", aldus een woordvoerder van de PO-Raad.
Bovendien is het geld van de overheid alleen bestemd voor aanpak van de ventilatie. "Ventileren is belangrijk, maar het is slecht één probleem. Het gaat om het hele binnenklimaat. Het is bijvoorbeeld ook het licht en de temperatuur. In de zomer wordt het enorm warm, vooral in gebouwen met een plat dak, en in de winter heel koud. Dat los je niet op met ventilatie. Het is alsof je nieuwe ruitenwissers op je oude auto zet terwijl de motor niet in orde is." De PO-Raad weet niet hoeveel basisscholen de zomervakantie hebben aangegrepen om de ventilatie aan te pakken. "Het gebeurt, maar we hebben geen inventarisatie. We raden scholen aan: als je iets laat doen, doe het dan breed. Maar daar moet je wel geld voor hebben."
Het aantal beschikbare banen in Nederland was in het tweede kwartaal voor het eerst groter dan het aantal werklozen, stelt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Dat kwam vooral omdat er een recordaantal vacatures bijkwam door de grote vraag naar personeel bij bedrijven. Die profiteren van het economisch herstel na de coronacrisis, maar veel ondernemers hebben al langere tijd moeite om geschikt personeel te vinden. Ook het aantal werklozen nam af.
Aan het einde van het tweede kwartaal waren er 106 banen voor iedere honderd werkzoekenden. In totaal waren er 327.000 vacatures, een toename van 81.000 ten opzichte van eind maart. Dat is met afstand de grootste stijging die het CBS ooit mat. Bovendien waren er nog nooit eerder meer dan 300.000 openstaande vacatures in Nederland. De sectoren met de meeste vacatures zijn de handel, zakelijke dienstverlening en de zorg. Die drie branches zijn samen goed voor bijna de helft van de openstaande vacatures. De horeca kende de snelste toename. Daar verdubbelde sinds de versoepeling van de coronamaatregelen het aantal vacatures.
Het aantal banen steeg met 133.000 tot een kleine 10,9 miljoen. Daarmee ligt dat aantal nog 29.000 banen onder het absolute record van begin 2020, net voor het begin van de coronacrisis. Werknemers en zelfstandigen werkten 1 procent meer uren dan een kwartaal eerder. De werkloosheid nam voor het derde kwartaal op rij af. In de maanden april tot en met juni daalde het aantal werkzoekenden met 27.000 tot 307.000. Dat is 3,3 procent van de beroepsbevolking. De werkloosheid lag begin 2020 op 3 procent, het laagste aantal ooit. Daarna steeg dit door de coronacrisis, maar inmiddels is er weer sprake van herstel. Door de coronasteun van de overheid werden grote ontslaggolven voorkomen.
Naar boven
Schoonmaak is fysiek belastend werk. Duurzame inzetbaarheid is dan ook al jaren een belangrijk thema in de schoonmaakbranche. Duurzame inzetbaarheid betekent "de mate waarin medewerkers productief, gemotiveerd en gezond willen en kunnen blijven werken, binnen of buiten de organisatie. Kortweg samengevat: Samen werken aan een gezonde en plezierige toekomst", aldus de sociale partners FNV, CNV en Schoonmakend Nederland die samen de RAS vormen.
Het rapport beschrijft een flink aantal knelpunten op het gebied van duurzame inzetbaarheid in de schoonmaaksector. Op werknemer-niveau gaat het in grote lijnen over gezondheid, bekwaamheid en motivatie. Zo wordt er gesteld dat maar liefst 27 procent van de werknemers in de branche een "matige tot slechte gezondheid" heeft. Volgens het rapport kan "twintig procent van de werknemers de fysieke eisen niet aan". En dertien procent van de werknemers kan de mentale eisen van het werk niet aan, door de hoge werkdruk en het voorkomen van ongewenst gedrag. De instroom in de WIA is in de schoonmaak meer dan twee keer zo hoog als het landelijk gemiddelde, wat volgens het rapport ook een risico vormt.
Ook de motivatie van de schoonmaakmedewerkers vormt een knelpunt voor duurzame inzetbaarheid. Bijna een derde (32 procent) van de medewerkers is "zeer ontevreden" met het werk. En 22 procent is niet enthousiast over zijn of haar baan. Daarnaast heeft 29 procent van de werknemers een matige of slechte betrokkenheid bij de organisatie. Laaggeletterdheid, de lage bereidheid om nieuwe dingen te leren (39 procent), financiële zorgen, beperkte regelruimte worden ook genoemd.
Op organisatieniveau worden in het rapport ook een aantal knelpunten beschreven. Zoals gebrek aan tijd en geld bij werkgevers om met duurzame inzetbaarheid aan de slag te gaan. Of het tekort aan breed inzetbare vakmensen. En: "De geringe aanspreekcultuur maakt dat het gesprek over duurzame inzetbaarheid tussen werkgever en medewerker nog onvoldoende plaatsvindt." Over knelpunten op sectorniveau: "Door de grote diversiteit van de aard van de bedrijven is een generieke aanpak ontoereikend. De sector beschikt nog niet over voldoende infrastructuur om de regierol meer bij werknemers neer te kunnen leggen."
Naar boven