Sinds de coronapandemie is er veel veranderd over hoe we naar schoonmaken en hygiëne kijken. Het verzoek of een heel kantoorpand even coronavrij gemaakt kon worden, was niet vreemd. Daarnaast leek er (veelal onterecht) vaker gegrepen te worden naar desinfectie, al dan niet met een middel dat daar ook daadwerkelijk voor geschikt is.
Lees verder
Nu Nederland weer langzaam van het slot gaat en menigeen weer op kantoor te vinden is, lijken we ook wat schoonmaken betreft weer meer naar het ‘oude normaal’ te gaan. De desinfectiepalen zijn langzaam aan het verdwijnen en de nadruk bij menig aanbesteding ligt toch weer op de kosten in plaats van de schoonmaakfrequentie. In hoeverre is dat terecht? Moeten we weer terug naar pre-corona tijden of zou er sprake moeten zijn van een nieuw normaal?
In coronatijd is door veel partijen steeds vaker gekozen voor desinfectie. Vreemd, aangezien het coronavirus zich prima laat bestrijden door regulier schoonmaken of handenwassen met water en zeep. Alleen daar waar geen toegang is tot water en zeep, is desinfecteren van aanvullende waarde. De opkomst van het coronavirus was dus geen reden voor deze verhoogde nadruk op desinfectie.
Veel sectoren wilden desinfectiemiddelen hebben omdat dit nodig werd geacht. In de levensmiddelen- en zorgsector bijvoorbeeld is desinfectie nodig voor een goede infectiepreventie. Er waren ook veel nieuwe sectoren die desinfectie inzetten. Denk hierbij aan retail, kantoren en zelfs scholen die vanwege corona desinfectiemiddelen wilden. Binnen de kortste keren kon men bij het merendeel van de supermarkten handen en winkelkarren (al dan niet correct) desinfecteren bij binnenkomst.
Deze ontwikkelingen zijn gevoelsmatig natuurlijk goed te verklaren: door de angst voor het oplopen van het coronavirus hechtten vele mensen ineens veel meer belang aan hygiënisch gedrag. Het voelde het veiligst om dan maar te gaan desinfecteren.
Die angst is nu, na twee prikken, bij veel mensen sterk afgenomen. Veelal is men alweer teruggevallen op de oude gewoontes. Even vlug de handen wassen na het toiletbezoek, maar niet meer voor het eten of na reizen met het openbaar vervoer. De schoonmaakfrequentie is weer terug naar een paar keer per week in plaats van dagelijks.
Het is zeer lastig om van nieuw gedrag een gewoonte te maken. De kans is daarom groot dat het gebrek aan blijvende gedragsverandering een belangrijke rol gaat spelen in wederom een stijging in het aantal besmettingen in het najaar. Daarnaast is hygiënisch gedrag ook belangrijk voor preventie van een rits andere besmettelijke ziektes zoals de ‘reguliere’ griep of het norovirus.
De NVZ en Schoonmakend Nederland hebben handouts voor de hygiëne op kantoren, in scholen en de horeca gepubliceerd die invulling geven aan doelgerichte hygiëne op deze locaties. Deze zijn hier te vinden.
Het is van belang dat we gaan werken naar de gulden middenweg. Overdreven, angstgedreven schoonmaakgedrag is niet gewenst. Maar ook het verslonzen van hygiënisch gedrag heeft op korte en lange termijn grote gevolgen. De sleutel is hier het principe van doelgerichte hygiëne. Doelgerichte hygiëne is het richten van hygiëneprotocollen op de meest kritische punten en op kritische tijdstippen om de keten van besmetting te doorbreken. In de praktijk betekent dit goede reguliere schoonmaak en extra aandacht (indien nodig met desinfectie) voor de kritische punten, bijvoorbeeld lichtknoppen, deurklinken, et cetera. Dit geldt niet alleen voor de professionele sector, maar ook in de thuissituatie.
Dit artikel is geschreven door Chuchu Yu en Marten Kops van de NVZ.