Veel schoonmaakbedrijven voorzien sinds de uitbraak van de coronapandemie ook in desinfectie. Waar moet je op letten bij desinfectie? En wat doet het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) om te bepalen of een middel veilig is voor de gebruiker?
De basis om verspreiding van infectie met het coronavirus te bestrijden is goed schoonmaken met zeep of andere reinigingsmiddelen en zo nodig desinfectie van handen en oppervlakken. Het coronavirus verspreidt zich via de lucht en contact met besmette oppervlakken. Je loopt het virus op door het in te ademen of via je handen, waarmee je vervolgens bijvoorbeeld in je ogen wrijft. Zo verspreidt het virus zich van de één naar de ander via een aaneenschakeling van contactmomenten.
Om deze ‘infectieketen’ te doorbreken, moet je regelmatig goed met zeep je handen wassen en ook desinfectiemiddelen zijn bedoeld om verdere verspreiding van het virus te voorkomen. Dat lukt het beste op punten waar het virus wordt overgedragen via druppeltjes door de lucht of naar de huid door contact met een oppervlak dat veel mensen aanraken, zoals een deurklink of lichtschakelaar.
In ziekenhuizen worden zo nodig ook ruimtes gedesinfecteerd. De hele ruimte wordt luchtdicht afgeplakt en vervolgens wordt daarin waterstofperoxide verneveld of een gas ingebracht met een machine. Zo is een ruimte waarvan bekend is dat die besmet is, helemaal te desinfecteren. Dit soort toepassingen zijn niet toegelaten voor grote openbare ruimten.
Het Ctgb heeft voor hand- en oppervlaktedesinfectie verschillende middelen toegelaten, die zijn te vinden in de Toelatingendatabank op www.ctgb.nl Daarnaast zijn dit voorjaar door de overheid ook een aantal middelen vrijgesteld, op basis van onder meer een formulering van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO).
Het Ctgb beoordeelt alle soorten desinfectiemiddelen op veiligheid en werkzaamheid. Het maakt een risicobeoordeling of een middel veilig te gebruiken is en of het inderdaad werkt tegen bacteriën en gisten en ook tegen virussen. Dat als de aanvrager – degene die het product op de markt wil brengen – op het etiket ook een werking tegen virussen wil claimen. Alleen als het werkt en volgens voorschrift veilig te gebruiken is, laat het Ctgb een middel toe.
Om te bepalen of het veilig is voor de gebruiker, kijkt het Ctgb naar blootstelling via de huid (dermaal) en blootstelling via de lucht (inhalatoir). Dit laatste is vooral belangrijk bij middelen die verdampen, zoals ethanol. Bij de blootstelling via de huid gaat het er niet alleen om of een middel schadelijk is voor de huid zelf, maar ook wat er van het middel via de huid het lichaam binnenkomt.
In de risicobeoordeling neemt het Ctgb ook de risico’s voor het milieu mee. Wat gebeurt er bijvoorbeeld met het middel na het gebruik? Hoe snel wordt het afgebroken? Mannen die in een soort ruimtepak hele straten bespuiten met een desinfectiemiddel, zoals je soms in het buitenland ziet, is in Nederland niet gebruikelijk. Dit geeft grote milieurisico’s en doorbreekt de keten aan infecties niet. Hiervoor zijn door het Ctgb ook geen middelen toegelaten.
Voor de schoonmaakbranche is vooral hand- en oppervlaktedesinfectie relevant. Waarbij het voor een goede werking belangrijk is om een middel volgens voorschrift te gebruiken. In de risicobeoordeling bepaalt het Ctgb ook welke inwerkingstijd een middel nodig heeft om werkzaam te zijn. Als een middel volgens het voorschrift bijvoorbeeld 15 minuten moet inwerken, is de werking pas na 15 minuten gegarandeerd. Dus gebruik een middel altijd volgens voorschrift. En dan nog, na één contactmoment – bijvoorbeeld als er één patiënt binnenkomt – kan een volledig gedesinfecteerde ruimte opnieuw besmet zijn.
Bekijk een overzicht met geregistreerde producten die voldoen aan de gestelde eisen.