Schoonmaakbedrijven hebben na een aantal moeilijke jaren nu de wind weer in de zeilen. Het economisch tij zit mee en dat betekent dat er weer meer geld is voor schoonmaak en hospitality bij organisaties. En dus groeien de omzetten, daalt het aantal faillissementen en neemt – als vervelend neveneffect – de krapte op de arbeidsmarkt toe.
Lees verder
Tekst: Sander Wageman
Groei, groei en nog eens groei. Dat is waar de branche de laatste tijd zijn handen vol aan heeft. Uit het jaarlijkse marktonderzoek van Service Management in 2018 bleek dat de omzet van de tien grootste schoonmaakbedrijven in 2017 was opgelopen tot 1.750 miljoen euro. Een stijging van 2,8 procent ten opzichte van het jaar ervoor. Ook in 2018 zal de groei toenemen. Sectoreconomen van ABN Amro spraken in het voorjaar nog van een verwachte omzettoename van 4,5 procent.
De voorspoed is ook terug te vinden in de cijfers over het aantal faillissementen in de schoonmaak. Het eerste half jaar van 2018 gingen er slechts 29 schoonmaakbedrijven op de fles. Afgezet tegen dezelfde periode in 2017 (toen waren het er 37) en 2016 (48) is dat een significante vermindering. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek gaat het over de hele breedte goed met bedrijven. In september 2018 bereikte het aantal failliete bedrijven zelfs het laagste punt sinds mei 2000. En ook al was er de maand erop weer een kleine piek van faillissementen te zien, over het algemeen houdt de overgrote meerderheid van de bedrijven het hoofd boven water.
Maar het is niet alleen maar goed nieuws, want met groei komt ook extra werk. En dat betekent dat er extra handen nodig zijn om het werk te doen. En die handen zijn schaars. Zeer schaars. OSB-voorzitter Piet Adema noemde krapte op de arbeidsmarkt tijdens het OSB-congres in november een van de grootste uitdagingen waar ondernemers in de schoonmaak voor staan. “De economie draait als een tierelier. We kennen nu achttien maanden op rij economische groei. Dat maakt dat de werkeloosheid met 3,7 procent en 300.000 vacatures erg laag is. Het is moeilijk aan mensen te komen. Het is dan ook belangrijk dat we laten zien aan potentiële werknemers hoe mooi onze branche is. We betalen goed en er is een prachtig carrièreperspectief.”
Maar over een passende beloning voor schoonmaakwerk zijn de meningen verdeeld. In het najaar van 2018 wordt er door de vakbonden en werkgevers stevig onderhandeld over de nieuwe schoonmaak-cao. Met een looneis van 5 procent zet met name FNV hoog in. De OSB, als belangrijkste branchevereniging, zet bij monde van cao-onderhandelaar Hanny van den Berg in op wat zij noemt een ‘verantwoorde loonontwikkeling, die past bij de economische ontwikkelingen in de schoonmaaksector en rekening houdt met een krappe arbeidsmarkt. Loonontwikkeling moet natuurlijk in de pas lopen met vergelijkbare sectoren.’ Omdat de onderhandelingen over het loon pas als een van de laatste onderwerpen op de agenda staan, hield OSB lang de kiezen op elkaar over wat zij concreet als een acceptabele loonstijging ziet.
Naast de hoogte van het loon, is ook duurzame inzet van personeel een van de onderwerpen die werknemers en werkgevers hoog op hun prioriteitenlijst hebben staan. En alhoewel de schoonmaakbranche meer dan succesvol was in het behalen van het door de overheid opgelegde quotum om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt in dienst te nemen, is OSB-voorzitter Adema blij dat de Tweede Kamer voor de inzet van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt af wil van verschillende quota voor overheid (25.000) en bedrijfsleven (100.000). “Laten we samen de schouders eronder zetten om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt zinvol werk te geven.”
Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid trekt de komende tijd meer geld uit voor toezicht op de schoonmaak. Dat liet staatssecretaris Tamara van Ark eind 2018 weten. Het geld wordt onder meer gebruikt ter bevordering van een eerlijke arbeidsmarkt, waarin werknemers gezond en veilig kunnen werken. Zo komt er extra geld voor de aanpak van schijnconstructies waaronder schijnzelfstandigheid, en voor het tegengaan van arbeidsmarktdiscriminatie. Belangrijk is volgens Van Ark ook dat de blootstelling aan gevaarlijke stoffen flink wordt aangepakt.